maandag 13 mei 2013

In memoriam Marijke Spies

door Ton van Strien



Op zondag 12 mei 2013 overleed prof.dr. Marijke Spies, van 1994 tot haar emeritaat in 1999 hoogleraar Oudere Nederlandse Letterkunde aan de Opleiding Nederlands van onze Faculteit. Ze is 78 jaar oud geworden. Wie haar gekend heeft weet wat een fantastisch mens ze is geweest, altijd vol warme belangstelling voor de mensen om haar heen, collega’s, studenten en wie ze verder leerde kennen. We zullen haar allemaal zeer missen.

Toen Marijke aan de VU kwam, als opvolger van Leen Strengholt (overleden in 1989) was ze al een grote naam in haar vak, de Nederlandse letterkunde uit de periode van ca. 1500 tot 1800. Het is hier niet de plaats om uitvoerig in te gaan op haar toen al omvangrijke wetenschappelijke oeuvre: haar baanbrekende studies over renaissance-retorica en -poëtica, over Vondel, de rederijkers, Roemer Visscher en vele andere `grote’ en `kleine’ auteurs uit de zestiende en zeventiende eeuw; haar verkenningen in het destijds nog bijna braakliggende terrein van de geschiedenis van de historische neerlandistiek. Dat ze aan de UvA, waar ze al zo’n dertig jaar had gewerkt, een bevlogen en inspirerend docente was, wist toen ook al iedereen, net als dat, mede op haar initiatief en door haar energie, diverse samenwerkingsverbanden van onderzoekers van de grond waren gekomen, zoals de Werkgroep Zeventiende Eeuw, waarmee allerlei nieuwe onderzoeksvragen in beeld waren gekomen en feitelijk de grondslag was gelegd voor een heel nieuwe, interdisciplinaire en naar buiten gerichte onderzoekscultuur. Marijke was inderdaad al jaren zeer aanwezig in het vak, niemand kon om haar heen. Zelden zal een sollicitatiecommissie het dan ook zo makkelijk gehad hebben, toen zij zich meldde voor de (ten langen leste) vrijgekomen vacature-Strengholt. Maar waar het hier om gaat, en wat toen misschien nog niet iedereen aan de VU wist, was dat ze nog veel meer was dan een zeer prominent geleerde en een buitengewoon handige en slimme `regelaar’. Binnen de kortste keren was iedereen dol op haar, niet alleen omdat ze zo vreselijk aardig was maar vooral omdat ze (en zonodig ook scheldend en blazend) stond voor haar zaak en voor `haar’ mensen, en er voor iedereen uit haalde wat er in zat – en nog beter: iedereen de kans gaf er zelf uit te halen wat er voor hem of haar in zat. De vijf jaren met haar blijven onvergetelijk. Na haar emeritaat is ze voornamelijk heel andere dingen gaan doen – en met evenveel succes, een rol op het tweede plan lag haar niet. Voor het vak had ze gedaan wat ze kon. Maar voor haar mensen bleef ze dichtbij, tot het laatste moment.                                                                                              
(foto door Nelleke Moser)

dinsdag 26 maart 2013

200 jaar koninkrijk: de mythe van 1813?

Pieter van der Meulen,
offerzuil met portretten
koning Willem I en
kroonprins Willem II
(collectie Rijksmuseum) 


Themabijeenkomst georganiseerd door de Commissie voor Taal- en Letterkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde

Maandag 22 april 2013, 13.30-18.00 uur
Plaats: Universiteitsbibliotheek Leiden, Zaal Zuidhal, 2e verdieping

 
 In het najaar van 2013 zal 200 jaar koninkrijk uitgebreid gevierd worden. Met de jaarlijkse themamiddag dit keer onder de titel 1813 – 2013 200 jaar koninkrijk: de mythe van 1813 preludeert de Commissie voor Taal en Letterkunde hierop. Vijf sprekers zullen op 22 april vanuit verschillende invalshoeken en disciplines de aanstaande viering, de historische context en mythevorming belichten.


Alle belangstellenden worden van harte uitgenodigd de
middag bij te wonen.



Bellenblazende Napoleon
(collectie Rijksmuseum)



Namens de Commissie voor Taal- en Letterkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde:
Nelleke Moser, Jan Oosterholt en Marijke van der Wal (organisatoren).

Graag een aanmelding van uw komst, vóór 8 april, naar
m.j.van.der.wal@hum.leidenuniv.nl








PROGRAMMA
 
13.30 uur Zaal open

14.00 uur Opening van de themamiddag door Marijke van der Wal (Universiteit Leiden) 
 
Eerste deel programma voorgezeten door Nelleke Moser (VU Amsterdam)
14.05–14.35 uur Henk te Velde (Universiteit Leiden)
1813: geschiedenis van een mythe
14.35–15.05 uur Lotte Jensen (Radboud Universiteit Nijmegen)
Nappie, daar ga je! Nederlands verzet tegen Napoleon
15.05–15.35 uur Ellen Krol (Karelsuniversiteit Praag)
"Het twistend kroost, dat u verstiet." Gedichten over Oranjes terugkeer in 1813

15.35–16.00 uur Pauze
 
Tweede deel programma voorgezeten door Jan Oosterholt (Universität Oldenburg/Open Universiteit)
16.00–16.30 uur Frans Grijzenhout (Universiteit van Amsterdam)
Tussen Bull en Boney. De Nederlander in de Europese satire 1780-1820
16.30-17.00 uur Janneke Weijermars (Radboud Universiteit Nijmegen & RU Groningen)
‘Nu ’k als Belg herleéf’. De Zuidelijke Nederlanden in de eerste jaren onder Willem I

17.00 – 18.00 Afsluiting en borrel aangeboden aan de deelnemers door het bestuur van de Maatschappij.
 


TOELICHTING
Henk te Velde,
1813: geschiedenis van een mythe
Vanaf het begin is 1813 gepresenteerd als een groot moment in de Nederlandse geschiedenis. Dat gebeurde met zoveel retorisch geweld, dat na enige tijd een reactie niet kon uitblijven. Al aan het einde van de negentiende eeuw ontstond enige gêne over de 1813-retoriek. In de laatste decennia van de twintigste eeuw moest 1813 als funderend moment in de Nederlandse geschiedenis onder historici ook nog eens veel inleveren door de herwaardering van de eraan voorafgaande periode. Na een beschouwing van de herdenkingsgeschiedenis en de historiografie zal ik de vraag stellen wat er van 1813 (en de periode 1813-1815) over is na de mythe.




Lotte Jensen,
Nappie, daar ga je! Nederlands verzet tegen Napoleon Het jaar 1813 wordt vaak als het beginpunt van een nieuwe periode in de Nederlandse geschiedenis beschouwd: na de bevrijding van de Fransen ontstond een ware verheerlijking van het vaderland en kwam het nationalisme tot volle bloei. Dergelijke uitingen van vaderlandsliefde gingen echter terug op een verzetscultuur die al tijdens de Napoleontische overheersing vorm kreeg. Er waren verschillende vormen van theatraal verzet: welke rol speelde het toneel in het verzet tegen de Franse keizer? En in hoeverre speelde de Nederlandse identiteit daarbij een rol?




Ellen Krol,
"’Het twistend kroost, dat u verstiet." Gedichten over Oranjes terugkeer in 1813 De terugkeer van Oranje wordt in 1813 en 1814 uitbundig bezongen door Nederlandse dichters. De verzen van dichters als M. Westerman, H.A. Spandaw, W. Bilderdijk, K.W. Bilderdijk-Schweickhardt, P. Moens, H.H. en B. Klijn en anderen zijn verschenen als gelegenheidsdrukwerk en soms later opgenomen in hun dichtbundels. Hoe voltrok zich de ontvangst van Oranje in dit gelegenheidsdrukwerk in chronologisch opzicht en welke inhoudelijke thema’s bespreken deze gedichten?




Frans Grijzenhout,
Tussen Bull en Boney. De Nederlander in de Europese satire 1780-1820 De revolutionaire decennia rond 1800 worden gekenmerkt door een enorme satirische productie, in woord en beeld. In deze dynamische tijden, waarin de machtsverhoudingen permanent wisselden, lijkt desondanks een sterke behoefte te hebben bestaan aan stabiele beelden van al die naties in beroering. Nationale (zelf)beelden en Europese wisselwerkingen staan centraal in deze bijdrage.






Janneke Weijermars,
‘Nu ’k als Belg herleéf’. De Zuidelijke Nederlanden in de eerste jaren onder Willem I Terwijl Nederland eind november 1813 op het Scheveningse strand zijn nieuwe vorst binnenhaalde en Napoleon door deze feestelijke gebeurtenis naar de achterkamers van het collectieve geheugen werd verdreven, stonden de Zuidelijke Nederlanden nog met twee benen in de Franse Tijd. De Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden werden vervolgens samengevoegd onder deze Oranjevorst Willem I, maar die nieuwe staatkundige constructie voltrok zich zonder dat de Zuid-Nederlanders er erg in hadden. Ze hadden ook wel iets anders aan hun hoofd dan na te denken over een gedeelde toekomst met het Noorden: de Fransen bevonden zich nog op Zuid-Nederlandse bodem en lieten er een spoor van verwoesting achter. Pas op 5 mei 1814 viel Antwerpen als laatste stad. In de eerste jaren van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden doet koning Willem I verwoede pogingen het Zuiden voor zijn rijk warm te laten lopen, terwijl de zuiderlingen hun wonden likken en fantaseren over de terugkeer van hun Belgische volksaard. De Zuid-Nederlandse literatuur uit deze periode laat zien dat de neuzen in Willems koninkrijk allerminst dezelfde kant opstaan



zaterdag 2 maart 2013

Pas verschenen: Voortgang, jaarboek voor de neerlandistiek


Bij de Stichting Neerlandistiek VU te Amsterdam is onlangs deel 30 verschenen van Voortgang, jaarboek voor de neerlandistiek. De oudere letterkunde komt aan bod in mooie artikelen van (onder andere) onze docent Roel Zemel en van recent afgestudeerden Elsje Frouws en Jurriaan Vegter.

André Bouwman, 'Ich schlug auf, und vor mir lag: van den vos Reynaerde'. Friedrich David Gräter en zijn editio princeps van 1812
Roel Zemel, Vlaanderen omstreeks 1250: spreken over literatuur
Simon Smith, Vreedzame Venus. Over ontluikende liefde in Die Riddere metter Mouwen
Willem Kuiper, Valentijn ende Oursson. Auteur, vertaler, censor en doelgroep
Elsje Frouws, Droncken vanden bloede. Geweld en antisemitisme in Hiervsalem verwoest van Joost van den Vondel
Jurriaan Vegter, Toneel en de troon. Nederlandse en Engelse representaties van koningschap in het historiedrama ten tijde van stadhouder-koning Willem III
Arie Zevenhuijzen, Het beeld van Gorters Mei in de literatuurgeschiedenis
Bettine Siertsema, Drie verslagen van het proces-Eichmann
Anja de Feijter, Niet het orakel raadplegen. Kanttekeningen bij de geschiedenis van de auteursintentie door Ralf Grüttemeier
Bouke Slofstra, J.H. Halbertsma, het handschrift van de Lectio publica van Tiberius Hemsterhuis en de Onbekende Student
Camiel Hamans, The observations of a voyager. Stephanus Hanewinckel on the dialects of the Meijerij
Gerrold van der Stroom, De voorlopers van Jac. van Ginnekens taalbiologie
Ad Foolen, Zeker: voor een deel, terug naar Van Ginneken!
Arjan van Leuvensteijn, Boekbespreking: De voortvarende zeemansvrouw. Openhartige brieven aan geliefden op zee, bezorgd door Marijke van der Wal
H.M. Hermkens, Boekbespreking: Hans van Tongen of Razende-Liefdens-Eyndt en De Wanhébbelyke Liefde, bezorgd door Arjan van Leuvensteijn

Voortgang 30 telt 310 pagina’s en kost EUR 25,- (excl. verzendkosten). Het boek is te bestellen bij de Stichting Neerlandistiek VU, De Boelelaan 1105, NL-1081 HV Amsterdam (ISBN 978-90-8880-027-6) of bij Nodus Publikationen, Postfach 5725, D-48031 Münster (ISBN 978-3-89323-730-2), of via de website van Nodus Publikationen.

dinsdag 26 februari 2013

Nieuwe opleiding: VU Literatuur en Samenleving

In september 2013 begint aan de VU een nieuwe opleiding, Literatuur en Samenleving. Deze brede bacheloropleiding verenigt al het goede van de huidige opleidingen Engelse letterkunde, Nederlandse letterkunde en Literatuurwetenschap. Hij is speciaal toegesneden op studenten met een brede blik, die graag echt aan de slag willen met literatuur - er is dus veel ruimte voor stages en andere praktijkgerichte toepassingen, naast de vanzelfsprekende academische diepgang. Ook de historische letterkunde blijft ruimschoots aan bod komen, net als nu een breder verband.
 
Meer informatie vind je hier:

en
http://www.let.vu.nl/nl/opleidingen/bacheloropleidingen/Literatuur-en-samenleving/index.asp
We zijn ook te vinden op:
Goodreads: http://www.goodreads.com/group/show/96011-literatuur-samenleving

donderdag 21 februari 2013

Een pleidooi voor oud en vreemd: het Panpoëticon Batavum van Lambert Bidloo (1720)


door Ton van Strien


Verzamelen was mode in de zeventiende en achttiende eeuw. Het werd beschouwd als een nuttig en aangenaam tijdverdrijf voor heren van stand. Schelpen, stenen, planten, insecten en andere dieren; munten, beelden, inscripties – alles wat bijdroeg aan de kennis van de mens en de wereld werd verzameld en in kostbaar uitgevoerde kisten en kasten gerangschikt en uitgestald.

Een artist’s impression van het `Panpoëticon Batavum’,
titelprent in het boek uit 1720
De rijke Amsterdamse schilder Arnoud van Halen (1673-1732) verzamelde wat niemand anders nog verzamelde: dichters. Nederlandse dichters, van de oudste tot de modernste. Uit alle mogelijke bronnen bracht hij hun portretten samen om die zelf over te schilderen op koperen of tinnen plaatjes van één formaat, ongeveer 11x9 cm. Hij liet er een grote ladenkast voor timmeren, waar al die portretjes een plaats kregen. `Panpoëticon Batavum’ ging die kast heten: `Tempel voor Alle Dichters van Nederland’.






 


portret van de dichteres Sybille van Griethuysen
 (ca. 1620-1662) uit het `Panpoëticon Batavum’,
geschilderd door Arnoud van Halen
(Rijksmuseum, Amsterdam)

Op elk portretje staat natuurlijk een naam, maar meer kon er niet op, en Van Halens vriend Lambert Bidloo (1638-1724), apotheker van beroep, besloot er een toelichting bij te schrijven. Op rijm, zoals men dat gewend was. Wist hij waar hij aan begon? Tijdens het schrijven (Bidloo zegt het zelf) bleek de stof zo rijk te zijn dat het werk `vanzelf’ (!) uitgroeide tot bijna 300 bladzijden. Het resultaat is een lang en enigszins kronkelig gedicht over de schrijvers en dichters die de Nederlanders volgens Van Halen en Bidloo moesten kennen. Vooral ook de oude, en ook toen al(lang) dode schrijvers, de `groten’ uit de Gouden Eeuw en zelfs de nog oudere, de rederijkers uit de zestiende eeuw. Omdat... ja, waarom eigenlijk?


 





portret van de dichter Jeremias de Decker (1609-1666)
uit het `Panpoëticon Batavum’,
geschilderd door Arnoud van Halen
(Rijksmuseum, Amsterdam)



Nederlanders `hebben’ meestal niet zoveel met oudere Nederlandse literatuur. Bidloo constateerde precies hetzelfde  al in 1720: Cats (1577-1660), daar wordt tegenwoordig op neergekeken. Vondel (1587-1679) – de jeugd denkt dat ze het beter kan. Over iemand als Coornhert (1522-1590) had al helemaal niemand het meer. Trouwens, Bidloo zegt het er eerlijk bij: tot voor kort wist ik er zelf ook bijna niets van. Ik las nauwelijks Nederlandse literatuur en van Coornhert had ik nog nooit een letter gezien. Maar toen ik die oude schrijvers serieus begon te lezen, viel ik van de ene verbazing in de andere – en vooral: van de ene verrukking in de andere. Wat een rijkdom – letterlijk zegt Bidloo: wat een `vindingen’! Vrij vertaald: wat een fantasie! Dichters van tegenwoordig, zegt Bidloo, denken vaak alleen maar aan de buitenkant. Ze zijn dagenlang bezig met het schaven en polijsten van hun verzen, zodat maat en rijm perfect zijn en niemand hoeft te schrikken van `lelijke’ woorden. Onze oude schrijvers wisten beter. Zij wisten dat het in de literatuur gaat om wát je zegt, niet hoe je het zegt. Poëzie schrijven is niet een kwestie van foutloze verzen maken, maar van dingen bedenken. Als je dat niet in je hebt, moet je er niet aan beginnen. En dat konden heel wat jonge dichters in hun zak steken.

portret van Lambert Bidloo (1638-1724) door J. Verkolje
 Lambert Bidloo was al in de tachtig toen hij het Panpoëticon schreef en hij was misschien wel een heel ouderwetse, stijve man. Hij vond zeker niet dat dichters alles mochten opschrijven wat een mens kan verzinnen. Vooral onzedelijke boeken vond hij verschrikkelijk. Zelfs Bredero, de auteur van de beste blijspelen die ooit in Nederland geschreven zijn, kan bij hem geen goed doen. Bordeelpraat, dat is het volgens hem. Een boek van een nog ergere auteur uit de zeventiende eeuw smijt hij woedend op de grond. Daartegen moest de jeugd volgens hem beschermd worden! Ga niet af op Bidloo als je wilt weten wat er van de oude Nederlandse literatuur nog de moeite waard is.
           




Titelpagina van Panpoëticon Batavum, Amsterdam 1720

Maar hij was koppig en onafhankelijk. Bidloo schreef in een tijd dat de Verlichting greep begon te krijgen op de letteren. De tijd van de Rede. Gezond verstand en goede smaak, dat werden de criteria waarmee men literatuur ging beoordelen. Oude Nederlandse schrijvers, die werden maar raar gevonden. Lang niet zo verstandig en beschaafd als wij, moderne mensen!
Bidloo heeft niets tegen gezond verstand en goede smaak, maar hij wil dat we ook open staan voor dingen die oud en raar zijn, voor de boeken die boeien omdat je ze niet meteen begrijpt. En daarom lees ik dan weer Bidloo.

zondag 3 februari 2013

Een Gijsbrecht vol taal en sfeer


(door Jeanne Ketelaars)

De scriptie van Jeanne Ketelaars
In het voorjaar van 2012, toen de laatste voorstelling van Vondels Gijsbrecht door Het Toneel Speelt net achter de rug was, begon ik aan een bachelorscriptie over de Gijsbrecht. De scriptie richt zich op de verschillen tussen de toneeltekst van 2012 en de tekst van 1638 en op de functie en de betekenis van de reien van Willem Jan Otten. Het toneelgezelschap Het Toneel Speelt was zo vriendelijk om de toneeltekst die zij gebruikt hadden, aan mij te geven. Hoe past hun versie in de teksttraditie van de Gijsbrecht





Onmiddellijk na het overlijden van Vondel werden allerlei katholieke referenties geschrapt, evenals de eerste twee reien (koren). In de 18e eeuw verdwenen nog meer 'katholieke' elementen. In de 19e eeuw kwam de oorspronkelijke tekst weer terug. Maar vanaf 1968 was het vrijwel gedaan met de klassieke Gijsbrecht-voorstelling. Als die nog werd opgevoerd, was er ingrijpend hertaald en ingekort en stond het in het licht van hedendaags (oorlogs)geweld.

En dan komt Het Toneel Speelt in januari 2012 opnieuw met de Vondelklassieker. Het Toneel Speelt heeft zijn best gedaan om zo dicht mogelijk bij de zeventiende-eeuwse tekst te blijven. Het is een licht bewerkte versie, waarbij in vergelijking met eerdere bewerkingen relatief weinig (35%) is geschrapt. Toch was ingrijpen noodzakelijk, want veel bijbelse verwijzingen en beschrijvingen van middeleeuwse gebeurtenissen en personen zijn zonder nadere uitleg doodeenvoudig niet te begrijpen. De oorspronkelijke Gijsbrecht kent ook vele lange monologen. Om de vaart erin te houden is er hier en daar ook een 'knip' ingezet. Zo onderbreekt Willem van Egmond het lange verhaal van de spion Vosmeer even heel effectief met de vraag 'men vierde feest? Dat heeft Vondel echt niet verzonnen. De dramaturgen Spoor en Klamer hebben ook moeten hertalen, want wie weet nog wat 'heir' (leger) is of 'hoplien' (ridders) of 'landzaet' (boervolk) of 'rijs' (hout) of 'trantelde' (stampvoette) en ga zo maar door. Soms was dat wel jammer. Zo miste ik zo'n flamboyante Vondeliaanse zin als die van spion Vosmeer die over Arkel vertelt die met andere soldaten verborgen zit in het Zeepaerd, het schip dat je kunt vergelijken met het Turfschip van Breda en het paard van Troje:

Hoe Arkel, zeer verkoud, zijn' eigen ponjaerd bloot
Gezet had op den strot, en trooste zich de dood,
Om al zijn mackers niet door 't hoesten te verklicken.

Maar goed, dat moest uit de tekst, want wie weet nou nog wie Jan van Arkel was?

Willem Jan Otten
Licht bewerkt gaat in één opzicht zeker niet op. De vijf toneelbedrijven worden aan elkaar 'gelast' door de vier reien. Drie van de in totaal vier reien (die van de Amsterdamse meisjes, de edelingen en de klarissen) zijn vervangen door moderne reien van Willem Jan Otten. Aan de hand van het proefschrift over de functie van de rei van Lia van Gemert uit 1990 heb ik de reien van Vondel en Otten met elkaar vergeleken. De reien van Vondel staan in het teken van het kerstfeest en geweld klinkt bij hem met name door in de zang over de kindermoord in Bethlehem. Otten gaat in zijn reien heel anders om met de geboorte van Christus, maar Vondel's reien functioneren wel degelijk als intertekst. Vondel laat in zijn reien inwoners van Amsterdam aan het woord, bij Otten zijn het aanstaande moeders, pas bevallen moeders en 'kinderloze' moeders (de klarissen). Net als bij Vondel resoneren bij Otten geweld en religie door de reien heen, maar in een heel andere  toonzetting. Otten legt het accent op barensgeweld en het geweld van verkrachting. Hij gebruikt daarvoor sterke metaforen zoals water dat door een sluis breekt.

Op 3 januari 2013 mocht ik alsnog de voorstelling bijwonen in de Amsterdamse Stadsschouwburg, de thuisbasis van de Gijsbrecht, en het effect van de reien van Otten zelf ervaren. Vanaf het midden van het tweede balkon had ik mooi zicht op het sobere maar uiterst stijlvolle decor. Dat zag je ook terug in de kleding van de spelers: wit en zwart, afgewisseld met een markant rood voor de geestelijken. Het doek met de oude plattegrond van Amsterdam gaf sfeer. Er werd dan weer ingetogen en dan weer vol emotie gespeeld. Die afwisseling moet je er ook in houden, gelet op Vondels mooie maar lange monologen. Bij 'aan burgerij en Burgemeesters, die bezwoeren Uw' schild met de drie kruisen als symbool te voeren' werd er in de richting van de zaal geknikt, alsof de stadsregenten van Nieuwsjaardag 1638 er nog zaten. 'Boe', brulde Gijsbrecht aan het eind van het stuk in de richting van de heer Van Vooren die hem sommeerde Amsterdam te verlaten. Het publiek moest even lachen: dat was niet van Vondel! En Badeloch liet zich niet ondersneeuwen door haar man die riep dat ze 'een vrouwenhart' had en ook niet door Broeder Peter met zijn 'een vrouw is maar tot last: zy weet niets uit te rechten', toen ze bezwoer dat ze bereid was te vechten met een zwaard en vervolgens sprak:  'Neem eens de proef daer van. Heldinnen bleven vroeger moedig op haar posten. Er waren er die roemvol stad en volck verlosten'. Daar laat Vondel zich toch van een zeer geëmancipeerde kant zien.

Het was een Gijsbrecht vol taal en sfeer. Sfeer door het sublieme spel en vol taal dankzij Vondel en Otten. Otten mag zijn reien dan wel als een gebed bedoeld hebben, maar de superieure dictie van Marisa van Eyle liet ze klinken als de vakkundig gestileerde gedichten ('set speeches') uit de Renaissance. Het publiek werd zo veel mogelijk zeventiende-eeuwse taal gegund, en dat werd in een uitverkochte zaal met staand applaus door jong en oud gewaardeerd. 

vrijdag 25 januari 2013

Feniks: een kroon op het werk


  
  Exotische liefde, Jacob Haafner & Thomas Rosenboom



Op donderdagavond 31 januari 2013 organiseren uitgeverij Atheneum–Polak & Van Gennep, het Prins Bernhard Cultuurfonds en academisch-cultureel centrum Spui25 een feestelijke bijeenkomst ter gelegenheid van de afsluiting van de Feniksreeks (opvolger van de Griffioenreeks), en daarmee van ruim een kwart eeuw samenwerking om Oudere Nederlandse letterkunde voor een breed publiek toegankelijk te maken in edities en hertalingen. 


Sprekers zijn: Johan Koppenol, Marita Mathijsen, Pieter Steinz, Thomas Rosenboom en Frits van Oostrom, Henry Sepers en Daan Doesborgh. Na afloop volgt een borrel. 


Opgeven voor deze avond kan hier.
Het volledige programma vind je hier.