donderdag 21 februari 2013

Een pleidooi voor oud en vreemd: het Panpoëticon Batavum van Lambert Bidloo (1720)


door Ton van Strien


Verzamelen was mode in de zeventiende en achttiende eeuw. Het werd beschouwd als een nuttig en aangenaam tijdverdrijf voor heren van stand. Schelpen, stenen, planten, insecten en andere dieren; munten, beelden, inscripties – alles wat bijdroeg aan de kennis van de mens en de wereld werd verzameld en in kostbaar uitgevoerde kisten en kasten gerangschikt en uitgestald.

Een artist’s impression van het `Panpoëticon Batavum’,
titelprent in het boek uit 1720
De rijke Amsterdamse schilder Arnoud van Halen (1673-1732) verzamelde wat niemand anders nog verzamelde: dichters. Nederlandse dichters, van de oudste tot de modernste. Uit alle mogelijke bronnen bracht hij hun portretten samen om die zelf over te schilderen op koperen of tinnen plaatjes van één formaat, ongeveer 11x9 cm. Hij liet er een grote ladenkast voor timmeren, waar al die portretjes een plaats kregen. `Panpoëticon Batavum’ ging die kast heten: `Tempel voor Alle Dichters van Nederland’.






 


portret van de dichteres Sybille van Griethuysen
 (ca. 1620-1662) uit het `Panpoëticon Batavum’,
geschilderd door Arnoud van Halen
(Rijksmuseum, Amsterdam)

Op elk portretje staat natuurlijk een naam, maar meer kon er niet op, en Van Halens vriend Lambert Bidloo (1638-1724), apotheker van beroep, besloot er een toelichting bij te schrijven. Op rijm, zoals men dat gewend was. Wist hij waar hij aan begon? Tijdens het schrijven (Bidloo zegt het zelf) bleek de stof zo rijk te zijn dat het werk `vanzelf’ (!) uitgroeide tot bijna 300 bladzijden. Het resultaat is een lang en enigszins kronkelig gedicht over de schrijvers en dichters die de Nederlanders volgens Van Halen en Bidloo moesten kennen. Vooral ook de oude, en ook toen al(lang) dode schrijvers, de `groten’ uit de Gouden Eeuw en zelfs de nog oudere, de rederijkers uit de zestiende eeuw. Omdat... ja, waarom eigenlijk?


 





portret van de dichter Jeremias de Decker (1609-1666)
uit het `Panpoëticon Batavum’,
geschilderd door Arnoud van Halen
(Rijksmuseum, Amsterdam)



Nederlanders `hebben’ meestal niet zoveel met oudere Nederlandse literatuur. Bidloo constateerde precies hetzelfde  al in 1720: Cats (1577-1660), daar wordt tegenwoordig op neergekeken. Vondel (1587-1679) – de jeugd denkt dat ze het beter kan. Over iemand als Coornhert (1522-1590) had al helemaal niemand het meer. Trouwens, Bidloo zegt het er eerlijk bij: tot voor kort wist ik er zelf ook bijna niets van. Ik las nauwelijks Nederlandse literatuur en van Coornhert had ik nog nooit een letter gezien. Maar toen ik die oude schrijvers serieus begon te lezen, viel ik van de ene verbazing in de andere – en vooral: van de ene verrukking in de andere. Wat een rijkdom – letterlijk zegt Bidloo: wat een `vindingen’! Vrij vertaald: wat een fantasie! Dichters van tegenwoordig, zegt Bidloo, denken vaak alleen maar aan de buitenkant. Ze zijn dagenlang bezig met het schaven en polijsten van hun verzen, zodat maat en rijm perfect zijn en niemand hoeft te schrikken van `lelijke’ woorden. Onze oude schrijvers wisten beter. Zij wisten dat het in de literatuur gaat om wát je zegt, niet hoe je het zegt. Poëzie schrijven is niet een kwestie van foutloze verzen maken, maar van dingen bedenken. Als je dat niet in je hebt, moet je er niet aan beginnen. En dat konden heel wat jonge dichters in hun zak steken.

portret van Lambert Bidloo (1638-1724) door J. Verkolje
 Lambert Bidloo was al in de tachtig toen hij het Panpoëticon schreef en hij was misschien wel een heel ouderwetse, stijve man. Hij vond zeker niet dat dichters alles mochten opschrijven wat een mens kan verzinnen. Vooral onzedelijke boeken vond hij verschrikkelijk. Zelfs Bredero, de auteur van de beste blijspelen die ooit in Nederland geschreven zijn, kan bij hem geen goed doen. Bordeelpraat, dat is het volgens hem. Een boek van een nog ergere auteur uit de zeventiende eeuw smijt hij woedend op de grond. Daartegen moest de jeugd volgens hem beschermd worden! Ga niet af op Bidloo als je wilt weten wat er van de oude Nederlandse literatuur nog de moeite waard is.
           




Titelpagina van Panpoëticon Batavum, Amsterdam 1720

Maar hij was koppig en onafhankelijk. Bidloo schreef in een tijd dat de Verlichting greep begon te krijgen op de letteren. De tijd van de Rede. Gezond verstand en goede smaak, dat werden de criteria waarmee men literatuur ging beoordelen. Oude Nederlandse schrijvers, die werden maar raar gevonden. Lang niet zo verstandig en beschaafd als wij, moderne mensen!
Bidloo heeft niets tegen gezond verstand en goede smaak, maar hij wil dat we ook open staan voor dingen die oud en raar zijn, voor de boeken die boeien omdat je ze niet meteen begrijpt. En daarom lees ik dan weer Bidloo.

1 opmerking:

Frans Wetzels zei

Met veel interesse en waardering jouw opmerkingen over Bidlo's Panpoeticon gelezen. Ik verbaas me over die Lambert Bidlo, die op zijn tachtigste zoveel zinnigs over de literatuur van zijn tijdgenoten en hun voorgangers te melden had.