Op 5 april a.s. promoveert Nina Geerdink op haar proefschrift Dichters en verdiensten. De sociale verankering van het dichterschap van Jan Vos (1610-1667).
Over het algemeen wordt aangenomen dat broodschrijverij in Nederland pas in de achttiende eeuw opkwam en in de negentiende eeuw een rol van betekenis ging spelen. Voorbeelden van financiƫle vergoeding voor literair werk in de Gouden Eeuw zijn schaars, en dichters beweerden zelf bij hoog en laag dat ze enkel voor de eer dichtten. Het proefschrift van Nina Geerdink laat zien dat er wel degelijk voordeel te behalen viel voor zeventiende-eeuwse dichters.
De centrale casus is het dichterschap van de katholieke Amsterdammer Jan Vos (1610-1667). Vos was glazenmaker van beroep en als schouwburghoofd betrokken bij het reilen en zeilen van het stedelijke toneel. Zijn gedichten speelden een centrale rol in een patronagerelatie met de Amsterdamse regentenelite: hij verleende diensten als stadsdichter en huisdichter en gebruikte zijn gedichten als netwerk- en profileringsinstrumenten. De patronagerelatie maakte dat het hem niet alleen als dichter voor de wind ging, maar ook als schouwburghoofd, glazenmaker en katholiek. In Dichters en verdiensten wordt aandacht besteed aan de verschillende rollen die hij binnen de patronagerelatie met de stedelijke bestuurders vervulde. In een laatste hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt met het dichterschap van Vondel, een goede bekende van Vos die met hem concurreerde om de gunsten van de stadsbestuurders. Door de vergelijking wordt het beeld van Vos’ dichterschap scherper en kunnen algemenere conclusies getrokken worden over dichters en verdiensten.
De openbare verdediging vindt plaats op donderdag 5 april 2012 om 13.45 uur, Aula Vrije Universiteit Amsterdam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten